The Gibb River Road

18 oktober 2018 - Broome, Australië

Het is nu ongeveer 06:00 uur en ik ben al een uurtje wakker, terwijl Bert nog lekker ligt te slapen. Ik heb net een half uur lang als een soort vrouwelijke David Attenborough in mijn campingstoel achter de auto gezeten in mijn niet zo camouflerende tijgerprint korte broek en enorme camera om mijn nek. Ik keek uit over een opgedroogd kreekje met veel planten en bomen, maar wat het vol zit van de mooie vogels die nu op jacht zijn naar eten. Rond 5 uur gaat de zon op en dan begint alles te leven. Vooral de vogels maken zingend de meest mooie liedjes. Zelfs de kraaien hier klinken mooi, niet van dat Nederlandse gekras. Er zijn hier zulke grote contrasten. Als je hier over de weg rijdt, of nou ja, wat voor weg doorgaat, zie je droogte, bosjes, boabs, verbrande stukken grond, rotsen en rode aarde. Maar sommige plekjes zijn echt pure oases te midden van al dit ruige niemandsland.

Twee dagen geleden vertrokken we vanuit Kununurra richting het westen, de befaamde Gibb River Road op. Dit is een 4x4 track van zo'n 650km lang naar het eerstvolgende plekje wat zich enigszins een dorp mag noemen. Onderweg zijn er af en toe cattle stations of roadhouses waar je in het droge seizoen kunt verblijven. Wij zitten aan het aller allereinde van dit droge seizoen, maar daarover straks meer. Onze eerste stop op de Gibb was de hier befaamde El Questro Station. Een camping aan de rivier. Hier naartoe kwamen we eindelijk onze eerste echte watercrossing tegen die onze auto prima nam. Hobbelend reden we over de keien en duwden we het laagje water voor ons uit. Het zal wel niets zijn vergeleken met hoe het in het natte seizoen eruit ziet, maar voor ons was het al heel wat 😊. El Questro heeft het slim gedaan. Die hebben hun enorm lap land benoemd tot wildlife park, waardoor ze naast de kosten voor de camping mensen ook laten betalen voor het aanwezig zijn in dit park. Voelde een beetje gek, maar wilde we wat, moesten we wel. Omdat het niet zo ver rijden was van Kununurra, waren we hier al op tijd. Bert deed een poging een vis te vangen, maar helaas stond het water te laag. Heerlijk relaxed hebben we de rest van de middag doorgebracht op een stoeltje bij de auto in de schaduw.

De dag erna stonden we om 5 uur op. We wilden Emma Gorge wandelen en het advies op onze campingapp was om dit zo vroeg mogelijk te doen. Het was een stukje rijden vanaf de camping en om 6:15 stonden we voor de ingang voor een dicht hek. I.v.m. einde seizoen was de kloof slechts open van 7 tot 12 uur. Hmm... voor het hek maar een hapje gegeten, schoenen aangetrokken en getwijfeld of we wel of niet stiekem naar binnen moesten gaan, totdat de ranger vanuit het park het hek kwam open doen. We liepen een prachtige route langs een riviertje met een lage waterstand, waarbij we bijna de hele route over keien moesten hoppen die normaal gesproken onder water staan. De klif naast ons was hoog genoeg om ons te beschermen van de zon, waardoor we heerlijk in de schaduw liepen. Alleen de wandeling zo over de rotsen, door het water en langs kleine watervalletjes was al geweldig (volgens mij val ik in herhaling). Aan het einde van de rivier kwamen we uit bij een klein meertje omringt door de rode kliffen. Hier werden we onaangenaam verrast door een booskijkende gele slang. Geen idee wat voor soort, maar in onze ogen is alles giftig hier. We wisten niet hoe snel we van dit beest weg moesten komen. Andersom gold trouwens hetzelfde, want het beest kroop snel onder een rots. Zonder verdere verrassingen liepen we verder. De klif hing aan de ene kant wat over, wat het gevoel gaf dat we bijna in een grot waren. Linksachterin kwam vanaf hoog een klein watervalletje de berg af en rechts achterin regende het kleine drupjes water vanaf boven. Het water was koel, maar heerlijk verfrissend en door onze voor het hek staan actie waren we de eersten en enigen daar. Niet veel later kwamen groepen mensen ons vergezellen en besloten we terug te lopen. 
De volgende stop was Zebedee Springs. Deze natuurlijke waterbron met allemaal kleine badjes tussen de palmbomen van hoog naar laag, komt uit de aarde en heeft standaard een temperatuur van tussen de 28 en 32 graden. Ook hier was het even heerlijk vertoeven, totdat we terug moesten, want ook dit sloot om 12 uur.
We hadden lunch bij de auto en reden het park uit. Bij de ingang sloegen we linksaf verder de Gibb River Road op en verder verwijderd van de bewoonde wereld.

Het zou maar 50 km zijn tot de volgende stop. Helaas werden we hier wederom geconfronteerd met het feit dat men besloten heeft dicht te gaan i.v.m. einde seizoen en begin van het regenseizoen. Ondanks dat er nog geen drup water gevallen is. Deze sluiting maakte onze trip ineens wat onzeker. Waar kunnen we benzine halen? als meest belangrijke vraag. Dit zou Mount Barnett Roadhouse zijn. 250 km verderop. Maar is deze wel open? Hebben ze benzine?

Ondertussen werd de weg ook steeds slechter en kreeg mijn eigen on board techneut met zweet op de bovenlip 😊 de indruk dat het wel een hele uitdaging was voor de auto zo'n wasbordweg. Op de campingapp zagen we Ellenbrae Station staan als eerstvolgende stop. 85km en twee uur rijden verder kwamen we er aan. Zij waren nog wel open. Het was hun laatste dag dat ze open zouden zijn. Wat een geluk voor ons. Ook vertelden ze dat Mount Barnett gewoon open is, dus dat scheelde ook weer. Met nog een kwart tank en een jerrycan van 20 liter achterin moeten we dat net kunnen halen. Eenmaal gerustgesteld, aten we hier de befaamde (terecht) Ellenbrae scone en zochten we ons kampeerplekje op. En dat is waar ik net de vogels heb gespot. De douches zijn hier trouwens fantastisch! Gemaakt van een oud groot vat, een bankje van een boom, een haakje van een hoefijzer en het mooiste van alles: geen dak! Heerlijk soort van buiten douchen dus. We love it!

De volgende stop wordt dus Mount Barnett, met of zonder het laatste stukje drukken, omdat we gaan benzine meer hebben...

En het is gelukt zonder drukken! We hadden zelfs nog over. Maar wel met de airco uit en de auto uit de 4x4. Gelukkig was het wat bewolkt, niet te warm en de weg niet nul. Mount Barnett is weer zo'n typische Roadhouse waar we een hapje gingen eten. Ondertussen maakten we een berekening hoe ver het zou zijn om alles te zien wat we wilden zien en hoeveel benzine we in onze tank hadden. Volgens onze calculaties moest het allemaal kunnen om het tot het volgende tankstation te redden. Daarom reden we verder naar Bell Gorge. Onderweg moesten we nog een watercrossing doen. De grootste tot nu toe. Hopelijk kwamen we niet vast te zitten, want deze kwam vanuit de zee, dus de kans oo zoutwaterkroko's is dan zeker aan de orde. Maar alles verliep soepel en onze auto trok ons er prima doorheen. Die nacht liepen we op de park camping na het genot van een lekkere zelfgemaakte pasta pesto. De volgende ochtend gingen we daadwerkelijk Bell Gorge bezoeken. Deze vijf lagen waterval, die nu zeer bescheiden stroomde, viel in een grote pool waar we heerlijk konden zwemmen. De zon en warmte hadden groene algen gemaakt op de spekgladde rotsen, waardoor je half onderwater van de rotsen af kon surfen. Terug op de kant komen was een hele uitdaging om niet als een aangespoelde walvis eruit te zien 😉. Gelukkig hadden we geen publiek. Na dit ochtendpoedeltje klommen we over de rotsen (we blijven maar klimmen en klauteren hier) en liepen terug naar de auto. Hier stopten we twee blikjes cola in de door Bert gemaakte koelkast en reden we richting Windjana Gorge. Over de koelkast moet ik nog wel wat kwijt. Deze is echt briljant! Een leeg melkpak die past op de blowers voor, daaraan vast een rij plastic flesjes met ducttape en aluminiumfolie er omheen die weer aansluit op een leeg pak melk die op de armsteun leunt. Daar bovenop nog een leeg pak die als deurtje fungeert. Hier passen precies twee blikjes drinken in die heerlijk door de airco en het koelsysteem worden gekoeld. En hij is wasbordwegproof! Geweldig toch? 🤓


Maar goed, op naar Windjana Gorge. Deze enorm brede kloof is in het natte seizoen een forse rivier, maar nu wat kleiner en konden we op een deel van de droge, zandige bodem lopen. Aan de overkant van de rivier stonden bomen met daarin honderden en honderden witte ara's. Oh wat hadden deze beesten een lawaai als ze uitvlogen. We liepen verder over de rivierbedding en kwamen bij een stuk wat in de schaduw lag. Hier lagen een aantal grote zoetwaterkrokodillen af te koelen op de kant. Hoewel ze, mits je ze met rust laat, niet als gevaarlijk worden bestempeld, bleven we mooi op een afstandje. Straks had een van hun een slecht humeur...
We liepen terug en genoten van de grote rotsen links en rechts van ons die een beetje schaduw boden.

Omdat het nog niet heel laat was op de dag reden we, na een check of onze benzineberekening wel klopte, door naar Tunnel Creek. Dit was super! Hier gingen we, gewapend met een zaklamp en op waterschoenen de grot in. Bij de ingang klommen we (alweer) over wat rotsen en moesten we tot de navel diep door ijskoud water waden om in de tunnel te komen. Tenminste, dat dacht Bert. Net toen ik de moed had verzameld het ook te doen, kwam er een gezin aan die via de andere kant gewoon over het zand de grot uit liep. Yes! Een alternatief voor het ijskoude water. En Bert maar volhouden dat er geen andere mogelijkheid was. Terwijl hij er recht tegenaan keek. Lekker vriendje hoor 😜
We liepen door de prachtige grot, waarvan het plafond vol hing met vleermuizen. Af en toe moesten we een klein stukje door het water waden. Halverwege de grot was het plafond ingestort, waardoor het licht prachtig naar binnen viel. In de loop der tijd had de natuur de ruimte opgevuld met prachtig groene bomen, palmen en bosjes. Dit was waarschijnlijk ook waar de vleermuizen rond zonsondergang door naar buiten vlogen op zoek naar hun avondmaaltje. Bijna aan het einde van de grot, zagen we de ogen van een zoetwaterkrokodilletje gloeien in het licht van onze zaklampen. De hele wandeling voelde als een ontdekkingsreis waar nog nooit iemand eerder was geweest. We vonden het jammer dat er een einde aan kwam.

Overnachten deden we bij de Windjana campground. Hier werden we 's avonds bezocht door wallabi's en zaten er in de toiletpot drie felgroene kikkers mij aan te kijken. Andere toilet dan maar. Gaver, hier zat een enorme sprinkhaan. Andere toilet? Yes! Aan de andere kant van de campground was de kust veilig haha. 

Het laatste stuk van de Gibb ging tot aan Derby. Een beetje een anticlimax, want het meeste was nu verharde weg.

De hele route was een beetje haat(10%)-liefde(90%). Je kunt stukken makkelijke 80 km/u rijden en vanuit het niets klap je op de ergste wasbordjes ooit en hebben we het gevoel dat de hele auto uit elkaar rammelt. Dan rij je weer 20km/u en zo ineens kun je weer 60. Heel verwarrend. Maar prachtige bezienswaardigheden onderweg en langs de route hele mooie rotsformaties, kale stukken en het standaard Australische landschap. Bijzonder vonden we de baobab bomen met hun gekke vormen. Ook de riviercrossings waren gewoon leuk. Omdat we dat thuis niet hebben en het hier wel kan.

Nu zijn we in Broome en gaan we straks Cape Leveque ontdekken. Tot de volgende keer!

4 Reacties

  1. Jantje:
    18 oktober 2018
    Prachtig en beeldend verteld Ilona. Wat een belevenis.
    Wij vinden het elke keer weer geweldig om jullie reiservaringen te lezen. Een heel mooi vervolg van jullie reis. Gr.
  2. Dina de Jonge:
    18 oktober 2018
    Prachtige verhalen en wat een belevenis. Lekker, zo'n handige man die een koelkast kan maken. Prettige reis en doe voorzichtig. Liefs Dina
  3. Warna:
    18 oktober 2018
    Ooh!!! Wat weer een prachtig verhaal Ilona.
    Ik heb altijd wel geweten dat Bert een soort Willy Wortel is.
    Nog veel plezier op jullie verder reis.
  4. Jaap Vos:
    19 oktober 2018
    Ik ben niet zo van het lezen
    Maar die verhalen van jou kan ik de hele dag wel lezen

    Veel plezier,Groet Jaap en Grietje