Richting het Westen

11 oktober 2018 - Kununurra, Australië

Vanuit Darwin vertrokken we naar het zuidwesten: Litchfield NP. Dit lijkt op het kleinere zusje van Kakadu, waar alle bezienswaardigheden compact bij elkaar zitten en je in principe in 1 dag doorheen kunt. Onderweg kwamen we langs enorme termietenbouwwerken; het waren net wolkenkrabbers voor die kleine beestjes. Een soort maakte een enorm hoge versie, de kathedraal. En de andere maakte een die in lijn stond met noord en zuid, zodat je altijd aan een kant schaduw had. Wij bleven natuurlijk weer steken bij een waterval en sliepen die nacht op een campsite bij Wangi Falls. Aan het einde van de dag, toen de zon langzaam onder ging, liepen we naar de waterval met het meer ervoor en dreven we lekker met een koud drankje in het warme, maar toch verkoelende water. Er was niemand meer. Het liefst waren we hier gebleven. Uiteindelijk kropen we maar de tent in, maar man, man wat was het warm. De luchtvochtigheid was hoog en in de tent was het behoorlijk klam. Ook de volgende ochtend was het gewoon bijna niet te doen. Voor het eerst konden we niet wachten weg te gaan, zodat we de airco in konden.

We reden, met af en toe een pauze, weer terug naar Katherine en sloegen hier af naar het westen. Rond een uurtje of vijf vonden we een mooie freecamp waar we een klein vuurtje maakten en gebruik maakten van onze solar doucheslang vast gemaakt aan de jerrycan met water waar we amper nog gebruik van hadden gemaakt. Hij zat al vol sinds Clare, dus het water moest toch een keer ververst worden. Heerlijk konden we er onder douchen en het gratis deurmatje wat we bij de rooftoptent hadden gekregen deed weer prima dienst als comfortabele ondergrond. Vanwege de late en uitgebreide lunch, hadden we geen van beiden honger en sloegen we het avondeten maar over. We zaten nog een aantal uurtjes in het donker te babbelen en vallende sterren te spotten, wat niet zo moeilijk was aan zo'n heldere sterrenhemel. 's Nachts werden we wakker van het gehuil van dingo's, wat de plek z'n naam eer aan deed: Dingo Creek.

De volgende ochtend werden we vroeg wakker en weggejaagd door de vliegen. Heb ik al verteld over de vliegennetjes? Hier kun je niet zonder op sommige plekken in Australië. Ze gaan overal zitten: op je ogen, in je neus en oren en mond. En ze laten zich niet afschrikken door een beetje gezwaai met de handen. Nee, ze zijn heel hardnekkig. Geen idee wat ze bij ons te zoeken hebben trouwens. Maar in dat geval pak je het gazen netje die je over je hoofd trekt en waardoor je er een soort van uit ziet als een imker. Maar het geeft in ieder geval ruimte om te zien, ademen en praten. Als deze situaties zich voordoen, is het tent opvouwen en wegwezen. Ontbijten doen we een eindje verderop wel of in de auto.

Van Dingo Creek was het nog maar een klein stukje tot aan Lake Argyle. Dit is een enorm meer van 980km2 en door mensen gemaakt als stuwmeer. Een prachtige camping, met heerlijk zwembad om in te verkoelen en die uitkeek over het meer, was nu ons toevluchtsoord. Hier boekten we een cruise (alweer😉) op het meer. Wat mooi! We kregen een tocht over een klein deel van het meer en waren zo'n vier uur onderweg. Onderweg zagen we zoetwaterkrokodillen en restanten van hun uitgekomen nesten, diverse vogels, vissen en wallaroes. We kregen de kans om te zwemmen, wat echt heerlijk was! De laatste stop was ongeveer een half uurtje voordat de zon onder ging. We sprongen weer in het water en zochten het drijvende gemak op van de pool noodle. In het water werden we voorzien van een drijvend tafeltje met daarop champagne en lekkere hapjes. Jeetje, wat decadent, maar wat genieten zeg! We vonden het jammer dat de zon onder was en de kapitein riep dat we weer aan boord moesten komen. We waren dan ook de laatsten die het trapje omhoog klommen terug de boot op😊. Terug op de camping was het movie night. Op het terras buiten draaiden ze een documentaire uit de jaren '50 genaamd Northern Safari. Een van de eerste gefilmde tochten vanuit Perth naar het noorden en weer terug. Leuk om te zien hoe dat toen ging.

Op naar Purnululu National Park. Ook wel Bungle Bungles genaamd. Wat keken we hier naar uit! De enige manier om hier te komen is met 4x4 en al snel begrepen we waarom. 53 kilometer lang was de route het park in naar het visitor center. Drie uur deden we hier over. Drie uur! 😮 Maar wat een rit. De eerste 10 kilometer was een verschrikking aan corrugation, oftewel wasbordweg. En niet zo een waar je als je snel overheen rijdt het beter wordt. Laat ik het zo zeggen: een sportbh was niet geheel onzinnig 🤣.
Toen we, zonder problemen met de auto, eindelijk aankwamen kregen we een gekke keus voorgeschoteld: de campsite in het noorden was dicht i.v.m. einde seizoen en de weg naar het zuiden was dicht i.v.m. bushfires. Omdat we de bushfires iets spannender vonden dan een dichte camping, gingen we naar de dichte camping. Niks dicht, we vonden een mooi plekje bij een picknickbank aan een droog riviertje. Niet veel later begon het zowaar druk te worden. De volgende dag hoorden we dat dit kwam omdat de ranger iedereen uit het zuiden had weg gehaald en de noordcamping net daarvoor open had gedaan. 's Avonds zagen we in de verte bliksem de donkere lucht verlichten. Voor het geval dat pakten we auto zover in dat we alleen de tent nog maar in hoefden te klappen. Gelukkig bleek dit niet nodig. Wederom was het een enorme warme en klamme nacht die niet heel goed is voor de nachtrust. Midden in de nacht begon het flink te waaien wat enigszins verkoeling gaf.
De volgende ochtend stond de zon alweer fel aan de hemel op ons neer te branden. We pakten ons rugzakken en heel veel water, deden zonnebrandcrème op en vertrokken voor een wandeling richting Mini Palms Gorge. Een supermooie wandeling door een droge rivierbedding vol kleine en grote keien. We klommen en klauterden over rotsen, moesten onze rugzak af doen om ons door twee rotsen heen te kunnen wurmen en klauterden weer verder. In de kloof hadden we heerlijk schaduw van de 150m hoge bergen waardoor we omringd werden. Ook werd het er steeds groener dankzij de kleine palmbomen die er groeien. Op een gegeven moment kwamen we bovenaan een uitkijkpuntje die een groene vallei inkeek met een oase aan palmbomen erin. Tegen de achtergrond zagen we de doorgang van de kloof en blauwe lucht. Wow! We liepen nog een stukje verder en kwamen bij een tweede uitkijkpunt. Deze keek tegen de achterkant van de enorme rode kloof aan. Onder ons een droge rivierbedding bestaande uit zand, een enkele boom en een bosje. Tegen de rotsen aangeplakt zaten bomen die zich vasthielden met hun wortels een elke rand of uitstekende steen en een weg omlaag zochten naar waar ooit weer water zal staan. De zon kwam langzaam hoger aan de horizon te staan en een steeds groter deel van de rotswand kwam in het licht.
Terug moesten we hetzelfde klim- en klauterparcours afleggen, waarna we in de auto bij konden komen van de warmte voor de airco.

We reden een klein stukje verder en kwamen bij de volgende wandeling: Echidna Chasm. Ook hier liep het eerste stuk over een droge rivierbedding vol keien, klein en groot. Totdat we in de kloof kwamen die smaller en smaller werd, tot ongeveer een meter breed. Het licht haalt hier alleen de bodem van de kloof als de zon op z'n hoogste punt staat. Onze echo galmde door de kloof heen. Ook was het hier, ondanks de koele wind en schaduw erg klam. De verkoeling van de airco was dan ook een waar genot.

Het plan was dat we nu naar het zuiden van het park zouden gaan, alleen bleek deze nog steeds gesloten. De ranger vertelde dat het park sowieso nog dicht zou blijven vandaag en hij liet ook doorschemeren dat de volgende dag nog zeer onzeker was. Daarop besloten we maar terug te rijden naar Kununurra om ons voor te bereiden om de toch over de Gibb River Road. Echt heel jammer dat we het zuiden niet konden zien, maar achteraf was het een goede keus om weg te gaan. Terug op de hoofdweg begon het wat te sputteren en de lucht boven het park was pikzwart. Vanochtend lazen we op het nieuws dat er een waarschuwing was uit gegaan voor zeer zware onweersbuien in het park.

Nu, op een warme en zeer winderige woensdag vertrekken we voor een week naar opnieuw de Outback (wat is hier eigenlijk geen Outback) met de auto vol water, extra benzine en zin om de Gibb River Road te tackelen😃

2 Reacties

  1. Jantje:
    11 oktober 2018
    Wat weer een verhaal Ilona. Opnieuw weer heerlijk om zo jullie prachtige reis mee te lezen. Wat een mooi landschap! Veel plezier op jullie verder avontuur in de Outback. Gr.
  2. Gerrit:
    11 oktober 2018
    wat geweldig om zo een beetje mee te kunnen op vakantie. Ik weet niet of het wel wat voor ons is. Het is af en toe best primitief maar aan de andere kant zie je wel heel veel bijzonder mooie dingen. Geniet er van en succes met de outback.